Ondanks het koude weer waren velen aanwezig bij de Viering van de Opdracht van de Heer in de Tempel, een dienst van Schriftlezing en Gebed. Alvorens de kaarsen werden gezegend, met wijwater besprenkeld en aan de parochianen uitgedeeld, werd gebeden:
God onze Vader, die de bron en oorsprong zijt van alle licht, op deze dag heb Gij aan Simeon, de recht-vaardige, en aan Anna, die U diende in uw huis, het licht getoond dat opgaat voor de volken: Jezus Messias, uw eniggeboren Zoon. Wij bidden U: heilig deze kaarsen door Uw zegen, opdat uw volk dat hier bijeen is, dit licht ter ere van uw Naam mag dragen. Verhoor onze gebeden en laat ons voortgaan langs de goede wegen die Gij voor ons bereid hebt om eens te komen tot het licht dat geen avond kent: Christus, onze Heer.
Deze goedverzorgde dienst, geleid door de lectoren Emile en Michiel, werd besloten met de zegenbede en ‘Laat ons gaan in de verwachting van de komst van de Heer en laat ons licht brandend blijven’.
 |
 |
 |